Tik Tik Tik.......
Traag opende Jolien haar ogen. Het was nog stikdonker.
Ze geeuwde en draaide zich genoeglijk om in het warme bed.
Tik Tik Tik........
Loom trok het meisje het dekbed over haar hoofd om de wereld buiten te sluiten.
Ze wilde slapen.
Tik Tik Tik.........
Ze kon het geluid nog steeds horen.
En het was niet de eerste keer dat ze het hoorde.
Sinds zij en haar ouders drie dagen geleden hun intrek hadden genomen in het Schotse kasteel, was het er al iedere nacht geweest.
Eerst had ze gedacht dat het een tak was die door de wind tegen haar venster werd geslagen. Maar toen ze de vorige nacht kwaad uit haar bed was gestapt om die tak desnoods met geweld te verwijderen, had ze ontdekt dat er geen boom te bespeuren viel in de buurt van haar raam.
Tik Tik Tik........
Ze had er genoeg van.
Geërgerd gooide ze het donsdeken van zich af, stak haar voeten in de pantoffels die steeds naast haar bed stonden en liep naar het raam.
De tuin werd opgelicht door de enorme volle maan die pal boven het hotel leek te staan.
Ze rilde van de kou terwijl ze naar buiten keek.
Jolien legde het geruite dekentje, dat op de rug van een zetel hing, over haar schouders en drukte haar neus tegen het koude vensterglas.
Een das stapte snuffelend over het gazon. Zigzaggend onderzocht hij het hele terrein. Plots bleef hij staan, zette zich schrap en schoot dan als een pijl uit een boog weg. Hij boorde zijn snuit diep tussen de vale kleuren die het grasperk afzoomden. Gele en rode bloemen vlogen door de lucht.
Jolien zag nu enkel nog het achterwerk van de das dat hoog in de lucht stak. Zijn staart wiebelde wild heen en weer.
Ze hoorde zijn woeste gesnuif en proestte het uit.
Geschrokken wipte de kop van de das omhoog, een bloem balancerend op zijn neus.
Jolien hield haar adem in als om het dier niet te verjagen.
Tevergeefs. De das verdween onmiddelijk in het struikgewas.
"Wat een grappig dier." fluisterde Jolien.
Zachtjes opende ze het venster en hoopte dat de das terug tevoorschijn zou komen.
Er gebeurde niets.
Ze trok zich op aan de vensterbank en leunde gevaarlijk ver uit het raam. Ze floot.
Ze hoorde het ploffende geluid van de pantoffels die van haar voeten gleden en de grond raakten. Maar in de struiken bleef het muisstil.
"Hallo, ben je er nog?" riep ze tenslotte, lachend om zichzelf. Alsof de das haar zou antwoorden.
"Natuurlijk ben ik er nog." weerklonk een stem boven haar.
Jolien verloor haar evenwicht en tuimelde de kamer terug in.
Verdwaasd zat ze op de planken vloer. Dit had ze niet verwacht. Ze kneep zichzelf hard in de arm om te zien of ze wel wakker was. "Au!"
Ze krabbelde recht en wilde snel het venster sluiten.
"Nu ik eindelijk je aandacht heb, ga je me toch niet weer negeren?" ging het zangerige stemmetje verder. "Ik probeer al twee nachten met je te praten."
Jolien hield het venster op een kier en fluisterde: "Wie ben jij dan wel?" Ze wist niet tegen wie ze sprak want ze zag niemand. En alhoewel haar moeder haar had geleerd om niet met vreemden te praten, kon ze deze keer haar nieuwsgierigheid niet bedwingen. "Ben jij het die iedere nacht op mijn venster tikt?"
Het antwoord zweefde de kamer in.
"Dat ben ik inderdaad. Mijn naam is Charlotte. Ik ben tien jaar, net als jij. Mijn vader is baron McDougal en dit kasteel is van hem. Ik kan je nog meer vertellen, maar dan wil ik je wel zien."
Jolien dacht even na. Haar moeder zou toch niet boos worden als ze vriendschap zou sluiten met de dochter van de hoteleigenaar?
Ze opende het venster terug om verder kennis te maken met Charlotte. Ze verheugde zich zelfs al op de dingen die ze samen met het meisje zou kunnen doen. Ze moest hier tenslotte nog zes maanden blijven omdat haar ouders zolang waren ingehuurd om het nieuwe personeel op te leiden en om ervoor te zorgen dat alles op tijd in orde zou zijn voor de opening van het hotel.
Jolien keek naar buiten en vroeg: "Waar ben je?"
"Hierboven." werd er geroepen.
Ze draaide zichzelf zodat ze omhoog kon kijken en zag een meisje zitten op één van de vele waterspuwers, die zich net onder het dak van het kasteel bevonden. Wat zag ze er mooi uit in het maanlicht.
Charlotte droeg een witte kanten jurk, witte handschoentjes en lange witte kousen. Haar zwarte, blinkende laarsjes waren dichtgeregen met korenbloemblauwe veters. Haar bleke gezicht werd omlijst door donkere krullen. Ze had vuurrode lippen. Maar het mooist vond Jolien de enorme witte hoed, die versierd was met bloemen in verschillende blauwe tinten.
"Allemachtig.....Hoe ben jij daar terechtgekomen? Waarom zit jij op dat akelige ding?" stamelde Jolien, die zich nu pas realiseerde hoe gevaarlijk de situatie was waarin Charlotte zich bevond.
"Benjamin is helemaal geen akelig ding. Hij is mijn beste vriend." riep Charlotte, terwijl ze lachend de waterspuwer achter zijn oren krabde.
Jolien kon haar ogen niet geloven. Het stenen monster sloot zijn ogen, likte zijn lippen en grijnsde van plezier. Hij maakte een snorrend geluid, net als een kat.
"Hij beweegt! Maak dat je wegkomt, dat ding leeft!" gilde Jolien en ze sloeg haar handen voor haar gezicht.
"Natuurlijk leeft Benjamin. Ze leven allemaal."
Charlotte wees met haar vinger naar de andere waterspuwers.
"Percy leeft ook. En Sid. En Chloë en......."
De stenen beelden kwamen één voor één tot leven. Ze rekten hun lange nekken uit alsof ze net wakker werden.
"Je hoeft niet bang te zijn. Ze zullen je niets....."
Jolien luisterde niet meer.
Ze liep haar kamer door, sprong op het bed en verschool zich onder het donsdeken.
"Het venster!" dacht ze in paniek. "Ik heb het venster opengelaten."
Maar het was te laat.
Ze hoorde hoe iemand door het raam haar kamer binnenkroop.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
En waar is het vorige verhaaltje?
Een reactie posten