In de tuin kraaide een haan.
Jolien schrok wakker. Voorzichtig trok ze het dekbed tot net onder haar ogen en gluurde de kamer in.
Het venster was gesloten en het geruite dekentje hing netjes over de zetel. Haar pantoffels stonden op hun vertrouwde plaats naast het bed.
Ze zuchtte opgelucht en glimlachte. "Een droom, het was alleen maar een droom. Meisjes die midden in de nacht op levende waterspuwers zitten.......natuurlijk was het niet echt."
Het meisje zette zich rechtop en leunde achterover in de dikke, zachte kussens. Ze dacht aan Charlotte en vond het toch een beetje triest dat ze nu geen vriendinnetje zou hebben. Wat een plezier zouden ze kunnen gemaakt hebben als ze samen op ontdekkingstocht hadden kunnen gaan in het kasteel. Charlotte zou natuurlijk alle geheimzinnige plekjes van het gebouw gekend hebben. Ze hadden misschien wel door onderaardse gangen kunnen zwerven. Of ze zouden iedereen de stuipen op het lijf gejaagd hebben vanuit kleine kamers, die verborgen lagen achter onzichtbare deuren.
En wie weet welke schatten ze hadden kunnen vinden op de stoffige zolderkamers, die er volgens Jolien zonder twijfel waren.
Er werd op de deur geklopt. Het was haar moeder.
"Jolien, schat, ben je wakker? Kom je naar beneden? Je ontbijt staat klaar en je nieuwe leraar is aangekomen. Laat hem niet te lang wachten. Ik moet aan het werk."
Jolien sprong uit het bed en waste zich.
Ze trok een jeans aan en haar favoriete groene trui. Ze knoopte de veters van haar schoenen dicht en bekeek tevreden het resultaat in de spiegel. Ze haalde nog snel een borstel door haar lange, blonde haren en stormde de gang op.
Aangekomen bij de trap zwierde ze één been over de leuning en liet ze zich naar beneden glijden.
Jolien zette zich op de onderste trede en aanschouwde de drukte die in de grote inkomhal heerste. De lessen van haar moeder waren begonnen.
Ze had dit al zo vaak gezien maar het verveelde haar nog steeds niet.
Kamermeisjes liepen zenuwachtig rond met stapels linnengoed in hun armen. Ze zakten lichtjes door hun knieën om onzichtbare hotelgasten te begroeten. Obers in zwarte pakken balanceerden zilveren dienbladen, gevuld met glazen en borden, boven hun schichtig in het rond kijkende hoofden. Twee dikke portiers met lange rode jassen brachten de ene denkbeeldige koffer na de andere binnen door de glazen draaideur. Ze oefenden de beleefdheidsformules, die ze later zouden moeten gebruiken.
"Tot uw dienst, mevrouw."
"Geniet van uw verblijf hier, meneer."
Jolien veerde op toen ze de stem van haar moeder bevelen hoorde geven.
"Hou je rug recht, jongeman. Vriendelijk glimlachen naar de klanten,alsjeblieft."
Ze zag hoe haar moeder de gezette, goedlachse kokkin aansprak en in haar richting wees.
"Maya, wil jij mijn dochter even naar de keuken begeleiden? Laat haar snel ontbijten en breng haar dan naar de bibliotheek. Meneer Stewart verwacht haar."
Maya nam het meisje bij de hand en waggelde samen met haar de hal uit.
Ze daalden een diensttrap af en de kokkin opende de deur van de keuken.
"Ik hoop dat je zin hebt in een eitje?" vroeg Maya en ze nam een eierdopje uit de grote kast. Ze zette het dopje met een ei op een bord dat reeds klaarstond en slofte naar het fornuis.
"'t Is het grootste ei dat ik kon vinden. Nu je lessen beginnen, heb je een stevig ontbijt nodig."
Maya trok de oven open en haalde er enkele warme sneetjes brood uit. Ze bracht de toast naar de tafel en legde die ook op het bord. Jolien tikte met haar lepeltje op de eierschaal. Ze nam een stuk toast en sneed het in stukjes. "Maya," vroeg ze kauwend "hoelang werk jij hier al?"
Ze wist dat het vroegere kasteelpersoneel een baan was beloofd toen het gebouw verkocht werd. De vorige eigenaar had het kasteel niet langer kunnen onderhouden en was gedwongen geweest om het van de hand te doen. Maar één van de voorwaarden bij die verkoop was dat Maya én Jonathan, de butler zouden kunnen blijven. Maya was een uitzonderlijke kokkin en had de leiding gekregen over de keuken. Jonathan was gebombardeerd tot hoofd van de eetzaal.
Jolien had bij de eerste ontmoeting al een afkeer gekregen van de stijve butler. Ze vond hem erg onaangenaam met zijn arrogante manieren en pompeuze stem. Haar moeder had haar later verteld dat dàt nu net de kenmerken waren van een goede butler.
Maar het meisje had zichzelf al snel voorgenomen om zo ver mogelijk uit zijn buurt te blijven. Ze verkoos de hartelijkheid van de kokkin.
"Ach kind, ik ben hier opgegroeid."
Maya schonk twee tassen thee uit en zette zich op een stoel naast Jolien.
"Mijn moeder was hier kamermeisje en mijn vader werkte als tuinman op het domein. Ik ben hier al mijn hele leven. Toen ze ontdekten dat ik zo lekker kon koken.....ik was 16, denk ik.....hebben ze me in dienst genomen. En dat heb ik me nooit beklaagd."
"En Jonathan?" Jolien veegde haar mond af met haar mouw.
Maya glimlachte, roerde in haar tas en zei: "Die is hier nog maar enkele jaren. Maar, juffrouw, ik denk dat het tijd is om je naar de bibliotheek te brengen. Reserveer jij je vragen nu maar voor meneer Stewart."
Jolien stak haar hoofd door de openstaande deuren van de bibliotheek, waar Maya haar had achtergelaten met de belofte haar later voor te stellen aan iemand die haar nauw aan het hart lag.
"Al die boeken......!" dacht ze en liet verbaasd haar ogen glijden over de vier muren die volledig bedekt waren met kasten vol boeken.
"Kom je binnen of heb je nog geen zin in studeren? Dan kan ik je geruststellen want onze lessen zullen pas morgen aanvangen."
De zwarte krulharen van de jonge leraar wipten op en neer toen hij Jolien breed glimlachend begroette.
Hij zat aan een bureau te schrijven en wenkte haar.
Verlegen liep het meisje naar hem toe. Hij stak haar zijn hand toe en zei: "Welkom in Inverness. Ik ben James Stewart en ik zal de volgende maanden mijn uiterste best doen om jou wat kennis bij te brengen in deze prachtige kamer." Hij stond op en wandelde respectvol langs de boekenwanden.
Jolien bestudeerde hem aandachtig terwijl hij sprak over literatuur en het belang van lezen.
Hij was sjofel gekleed. Zijn gestreepte hemd was niet gestreken en er zaten nog steeds fietsclips rond de pijpen van zijn zwarte broek. Zijn jasje van tweed miste, op één na, alle knopen.
James draaide zich om, keek haar aan en lachte weer zijn perfecte witte tanden bloot.
Ze voelde zich betrapt en bloosde.
"Vertel me eerst even wat over jezelf." zei de leraar terwijl hij plaats nam in één van de grote gestoffeerde zetels die in de bibliotheek stonden.
Jolien nestelde zich in een zetel tegenover hem.
Met haar kin rustend op haar knieën begon ze te praten.
maandag 7 mei 2007
Hfdst 1 De ontmoeting
Tik Tik Tik.......
Traag opende Jolien haar ogen. Het was nog stikdonker.
Ze geeuwde en draaide zich genoeglijk om in het warme bed.
Tik Tik Tik........
Loom trok het meisje het dekbed over haar hoofd om de wereld buiten te sluiten.
Ze wilde slapen.
Tik Tik Tik.........
Ze kon het geluid nog steeds horen.
En het was niet de eerste keer dat ze het hoorde.
Sinds zij en haar ouders drie dagen geleden hun intrek hadden genomen in het Schotse kasteel, was het er al iedere nacht geweest.
Eerst had ze gedacht dat het een tak was die door de wind tegen haar venster werd geslagen. Maar toen ze de vorige nacht kwaad uit haar bed was gestapt om die tak desnoods met geweld te verwijderen, had ze ontdekt dat er geen boom te bespeuren viel in de buurt van haar raam.
Tik Tik Tik........
Ze had er genoeg van.
Geërgerd gooide ze het donsdeken van zich af, stak haar voeten in de pantoffels die steeds naast haar bed stonden en liep naar het raam.
De tuin werd opgelicht door de enorme volle maan die pal boven het hotel leek te staan.
Ze rilde van de kou terwijl ze naar buiten keek.
Jolien legde het geruite dekentje, dat op de rug van een zetel hing, over haar schouders en drukte haar neus tegen het koude vensterglas.
Een das stapte snuffelend over het gazon. Zigzaggend onderzocht hij het hele terrein. Plots bleef hij staan, zette zich schrap en schoot dan als een pijl uit een boog weg. Hij boorde zijn snuit diep tussen de vale kleuren die het grasperk afzoomden. Gele en rode bloemen vlogen door de lucht.
Jolien zag nu enkel nog het achterwerk van de das dat hoog in de lucht stak. Zijn staart wiebelde wild heen en weer.
Ze hoorde zijn woeste gesnuif en proestte het uit.
Geschrokken wipte de kop van de das omhoog, een bloem balancerend op zijn neus.
Jolien hield haar adem in als om het dier niet te verjagen.
Tevergeefs. De das verdween onmiddelijk in het struikgewas.
"Wat een grappig dier." fluisterde Jolien.
Zachtjes opende ze het venster en hoopte dat de das terug tevoorschijn zou komen.
Er gebeurde niets.
Ze trok zich op aan de vensterbank en leunde gevaarlijk ver uit het raam. Ze floot.
Ze hoorde het ploffende geluid van de pantoffels die van haar voeten gleden en de grond raakten. Maar in de struiken bleef het muisstil.
"Hallo, ben je er nog?" riep ze tenslotte, lachend om zichzelf. Alsof de das haar zou antwoorden.
"Natuurlijk ben ik er nog." weerklonk een stem boven haar.
Jolien verloor haar evenwicht en tuimelde de kamer terug in.
Verdwaasd zat ze op de planken vloer. Dit had ze niet verwacht. Ze kneep zichzelf hard in de arm om te zien of ze wel wakker was. "Au!"
Ze krabbelde recht en wilde snel het venster sluiten.
"Nu ik eindelijk je aandacht heb, ga je me toch niet weer negeren?" ging het zangerige stemmetje verder. "Ik probeer al twee nachten met je te praten."
Jolien hield het venster op een kier en fluisterde: "Wie ben jij dan wel?" Ze wist niet tegen wie ze sprak want ze zag niemand. En alhoewel haar moeder haar had geleerd om niet met vreemden te praten, kon ze deze keer haar nieuwsgierigheid niet bedwingen. "Ben jij het die iedere nacht op mijn venster tikt?"
Het antwoord zweefde de kamer in.
"Dat ben ik inderdaad. Mijn naam is Charlotte. Ik ben tien jaar, net als jij. Mijn vader is baron McDougal en dit kasteel is van hem. Ik kan je nog meer vertellen, maar dan wil ik je wel zien."
Jolien dacht even na. Haar moeder zou toch niet boos worden als ze vriendschap zou sluiten met de dochter van de hoteleigenaar?
Ze opende het venster terug om verder kennis te maken met Charlotte. Ze verheugde zich zelfs al op de dingen die ze samen met het meisje zou kunnen doen. Ze moest hier tenslotte nog zes maanden blijven omdat haar ouders zolang waren ingehuurd om het nieuwe personeel op te leiden en om ervoor te zorgen dat alles op tijd in orde zou zijn voor de opening van het hotel.
Jolien keek naar buiten en vroeg: "Waar ben je?"
"Hierboven." werd er geroepen.
Ze draaide zichzelf zodat ze omhoog kon kijken en zag een meisje zitten op één van de vele waterspuwers, die zich net onder het dak van het kasteel bevonden. Wat zag ze er mooi uit in het maanlicht.
Charlotte droeg een witte kanten jurk, witte handschoentjes en lange witte kousen. Haar zwarte, blinkende laarsjes waren dichtgeregen met korenbloemblauwe veters. Haar bleke gezicht werd omlijst door donkere krullen. Ze had vuurrode lippen. Maar het mooist vond Jolien de enorme witte hoed, die versierd was met bloemen in verschillende blauwe tinten.
"Allemachtig.....Hoe ben jij daar terechtgekomen? Waarom zit jij op dat akelige ding?" stamelde Jolien, die zich nu pas realiseerde hoe gevaarlijk de situatie was waarin Charlotte zich bevond.
"Benjamin is helemaal geen akelig ding. Hij is mijn beste vriend." riep Charlotte, terwijl ze lachend de waterspuwer achter zijn oren krabde.
Jolien kon haar ogen niet geloven. Het stenen monster sloot zijn ogen, likte zijn lippen en grijnsde van plezier. Hij maakte een snorrend geluid, net als een kat.
"Hij beweegt! Maak dat je wegkomt, dat ding leeft!" gilde Jolien en ze sloeg haar handen voor haar gezicht.
"Natuurlijk leeft Benjamin. Ze leven allemaal."
Charlotte wees met haar vinger naar de andere waterspuwers.
"Percy leeft ook. En Sid. En Chloë en......."
De stenen beelden kwamen één voor één tot leven. Ze rekten hun lange nekken uit alsof ze net wakker werden.
"Je hoeft niet bang te zijn. Ze zullen je niets....."
Jolien luisterde niet meer.
Ze liep haar kamer door, sprong op het bed en verschool zich onder het donsdeken.
"Het venster!" dacht ze in paniek. "Ik heb het venster opengelaten."
Maar het was te laat.
Ze hoorde hoe iemand door het raam haar kamer binnenkroop.
Traag opende Jolien haar ogen. Het was nog stikdonker.
Ze geeuwde en draaide zich genoeglijk om in het warme bed.
Tik Tik Tik........
Loom trok het meisje het dekbed over haar hoofd om de wereld buiten te sluiten.
Ze wilde slapen.
Tik Tik Tik.........
Ze kon het geluid nog steeds horen.
En het was niet de eerste keer dat ze het hoorde.
Sinds zij en haar ouders drie dagen geleden hun intrek hadden genomen in het Schotse kasteel, was het er al iedere nacht geweest.
Eerst had ze gedacht dat het een tak was die door de wind tegen haar venster werd geslagen. Maar toen ze de vorige nacht kwaad uit haar bed was gestapt om die tak desnoods met geweld te verwijderen, had ze ontdekt dat er geen boom te bespeuren viel in de buurt van haar raam.
Tik Tik Tik........
Ze had er genoeg van.
Geërgerd gooide ze het donsdeken van zich af, stak haar voeten in de pantoffels die steeds naast haar bed stonden en liep naar het raam.
De tuin werd opgelicht door de enorme volle maan die pal boven het hotel leek te staan.
Ze rilde van de kou terwijl ze naar buiten keek.
Jolien legde het geruite dekentje, dat op de rug van een zetel hing, over haar schouders en drukte haar neus tegen het koude vensterglas.
Een das stapte snuffelend over het gazon. Zigzaggend onderzocht hij het hele terrein. Plots bleef hij staan, zette zich schrap en schoot dan als een pijl uit een boog weg. Hij boorde zijn snuit diep tussen de vale kleuren die het grasperk afzoomden. Gele en rode bloemen vlogen door de lucht.
Jolien zag nu enkel nog het achterwerk van de das dat hoog in de lucht stak. Zijn staart wiebelde wild heen en weer.
Ze hoorde zijn woeste gesnuif en proestte het uit.
Geschrokken wipte de kop van de das omhoog, een bloem balancerend op zijn neus.
Jolien hield haar adem in als om het dier niet te verjagen.
Tevergeefs. De das verdween onmiddelijk in het struikgewas.
"Wat een grappig dier." fluisterde Jolien.
Zachtjes opende ze het venster en hoopte dat de das terug tevoorschijn zou komen.
Er gebeurde niets.
Ze trok zich op aan de vensterbank en leunde gevaarlijk ver uit het raam. Ze floot.
Ze hoorde het ploffende geluid van de pantoffels die van haar voeten gleden en de grond raakten. Maar in de struiken bleef het muisstil.
"Hallo, ben je er nog?" riep ze tenslotte, lachend om zichzelf. Alsof de das haar zou antwoorden.
"Natuurlijk ben ik er nog." weerklonk een stem boven haar.
Jolien verloor haar evenwicht en tuimelde de kamer terug in.
Verdwaasd zat ze op de planken vloer. Dit had ze niet verwacht. Ze kneep zichzelf hard in de arm om te zien of ze wel wakker was. "Au!"
Ze krabbelde recht en wilde snel het venster sluiten.
"Nu ik eindelijk je aandacht heb, ga je me toch niet weer negeren?" ging het zangerige stemmetje verder. "Ik probeer al twee nachten met je te praten."
Jolien hield het venster op een kier en fluisterde: "Wie ben jij dan wel?" Ze wist niet tegen wie ze sprak want ze zag niemand. En alhoewel haar moeder haar had geleerd om niet met vreemden te praten, kon ze deze keer haar nieuwsgierigheid niet bedwingen. "Ben jij het die iedere nacht op mijn venster tikt?"
Het antwoord zweefde de kamer in.
"Dat ben ik inderdaad. Mijn naam is Charlotte. Ik ben tien jaar, net als jij. Mijn vader is baron McDougal en dit kasteel is van hem. Ik kan je nog meer vertellen, maar dan wil ik je wel zien."
Jolien dacht even na. Haar moeder zou toch niet boos worden als ze vriendschap zou sluiten met de dochter van de hoteleigenaar?
Ze opende het venster terug om verder kennis te maken met Charlotte. Ze verheugde zich zelfs al op de dingen die ze samen met het meisje zou kunnen doen. Ze moest hier tenslotte nog zes maanden blijven omdat haar ouders zolang waren ingehuurd om het nieuwe personeel op te leiden en om ervoor te zorgen dat alles op tijd in orde zou zijn voor de opening van het hotel.
Jolien keek naar buiten en vroeg: "Waar ben je?"
"Hierboven." werd er geroepen.
Ze draaide zichzelf zodat ze omhoog kon kijken en zag een meisje zitten op één van de vele waterspuwers, die zich net onder het dak van het kasteel bevonden. Wat zag ze er mooi uit in het maanlicht.
Charlotte droeg een witte kanten jurk, witte handschoentjes en lange witte kousen. Haar zwarte, blinkende laarsjes waren dichtgeregen met korenbloemblauwe veters. Haar bleke gezicht werd omlijst door donkere krullen. Ze had vuurrode lippen. Maar het mooist vond Jolien de enorme witte hoed, die versierd was met bloemen in verschillende blauwe tinten.
"Allemachtig.....Hoe ben jij daar terechtgekomen? Waarom zit jij op dat akelige ding?" stamelde Jolien, die zich nu pas realiseerde hoe gevaarlijk de situatie was waarin Charlotte zich bevond.
"Benjamin is helemaal geen akelig ding. Hij is mijn beste vriend." riep Charlotte, terwijl ze lachend de waterspuwer achter zijn oren krabde.
Jolien kon haar ogen niet geloven. Het stenen monster sloot zijn ogen, likte zijn lippen en grijnsde van plezier. Hij maakte een snorrend geluid, net als een kat.
"Hij beweegt! Maak dat je wegkomt, dat ding leeft!" gilde Jolien en ze sloeg haar handen voor haar gezicht.
"Natuurlijk leeft Benjamin. Ze leven allemaal."
Charlotte wees met haar vinger naar de andere waterspuwers.
"Percy leeft ook. En Sid. En Chloë en......."
De stenen beelden kwamen één voor één tot leven. Ze rekten hun lange nekken uit alsof ze net wakker werden.
"Je hoeft niet bang te zijn. Ze zullen je niets....."
Jolien luisterde niet meer.
Ze liep haar kamer door, sprong op het bed en verschool zich onder het donsdeken.
"Het venster!" dacht ze in paniek. "Ik heb het venster opengelaten."
Maar het was te laat.
Ze hoorde hoe iemand door het raam haar kamer binnenkroop.
Abonneren op:
Posts (Atom)